Je zult het maar mogen doen.

zaterdag 30 januari 2010

Ondanks mijn herhaalde oproep ben ik nog steeds niet uitgenodigd voor een spinning marathon. De zes uur ga ik doen, maar dan moet ik daar wel ergens de kans voor krijgen. Verder weet ik nu waarom ik geen Tackx krijg en Marco wel. Uit zijn stukje begrijp ik dat de hele huishouding er op aangesloten is. Dat wil zeggen als hij Marjan achter na wil zitten ’s avonds zit gelijk het hele huis zonder licht. Bij ons hoeft het licht nog niet uit als het zover is.

Wat mij wel lekker lijkt bij de Tackx huis aansluiting is dat wanneer er iets saais op de TV is, dan kun je wat harder trappen. Bij een saaie voetbalwedstrijd lopen ze dan wat harder, bij “blik op de weg” rijden ze nog harder als te hard, dus meer frustraties en meer rijbewijzen die ingeleverd moeten worden. In de kook programma’s is alles eerder gaar.

Net als bij Marco is bij mij even de verderfelijke gedachte opgekomen dat ik de aardbeving in Haïti als concurrentie ging zien. Heel even heb ik gedacht, als ik nou eens Haïtiaanse kindertjes ga adopteren en die dan met winst doorverkoop. Of hulpgoederen ga ophalen en die als prijs voor de bingo gebruik. Wat te denken van plaatsnemen in het telefoonpanel om terug te bellen en dan een ander banknummer doorgeven.

Zulk soort ideeën krijg je alleen maar omdat je te veel tijd hebt. Door het koude en gladde weer zijn de rondjes beperkt. Iets kun je compenseren met schaatsen, maar het tellertje van de dagen tot Alpe d”Huzes komt al gevaarlijk dicht naar de honderd dagen. Dan nog maar even bladeren in mijn boekje. Het boekje heet “29 beruchte bergen en één vlak strookje”. Voor degene die dat interesseert, het strookje is het bos van Wallers, een kasseienstrook uit Parijs Roubaix.

Ik sla het hoofdstukje Alpe dHuez open, onder het hoofdje “de klim”. Aftellen van 21 naar 1 staat er als bijzin. De eerste regel is: “Wie voor de Alpe d’Huez staat weet niet wat hem te wachten staat”. Onwillekeurig denk ik terug aan de eerste avond in Frankrijk vorig jaar. Even met de auto omhoog, en inderdaad ik werd er stil van.

Het stukje gaat verder: “over de vlakke brug en afslaan richting de Alpe is er weinig wat op een berg lijkt, het blijft vlak. Ik zie de mensen lopen in de rode t-shirts, de auto’s geparkeerd en inderdaad weinig wat op een berg lijkt. Je rijdt langs de campings, geen stijging, maar dan de bocht naar links vol omhoog. In gedachte hoor ik weer het ratelen van de derailleurs en het knarsen van de kettingen. Ik denk weer terug aan de fietsenmaker op de camping die de achtertandwielen 32 al had verkocht voor hij ze in zijn handen had.

Als ik zo het hele stuk lees, dan denk ik dat is geen kattepies, je zult het maar moeten doen. Met ingehouden adem lees ik het stukje in een keer uit, van bocht 21 tot en met bocht 1. Ik herken de dorpjes die worden beschreven en denk jeetje je zal dat toch gedaan hebben. Zoals het beschreven wordt lijkt het haast onmogelijk, haast zou ik de schrijver gelijk geven, maar hij heeft het één keer gedaan en ik en nog een groot aantal mensen zes keer. Het overgrote deel van de deelnemers van vorig jaar heeft meer als één keer omhoog gereden.

Ik sla het boekje dicht en denk weer aan het tellertje van het aantal dagen. Ondanks het weer gaat het door, dus maar zo snel mogelijk het vaste rondje een beetje uitbreiden. Mocht een van de nieuwkomers het boekje in handen krijgen: “Je moet niet alles geloven wat er in staat”. Goed voorbereid is het te doen, ook met een tandwiel kleiner als 32. Vergeet niet dat we allemaal een denkbeeldige bagagedrager hebben. Je zou verwachten dat de mensen daarop het zwaarder maken, maar dat is niet zo. Zij zorgen voor het zetje dat het mogelijk maakt, maar zij zorgen er ook voor dat het een bijzondere dag is..Als je het boekje leest denk je: “Je zult het maar moeten doen”. Als je kijkt voor wie je het doet, wie er op je bagagedrager zit, en aan wie je denkt als je op de fiets zit dan denk je:”Je zult het maar mogen doen”.

Back to TOP